Categoriearchief: Uncategorized

Interreligieuze conferentie in Marokko

Interreligieuze conferentie in Marokko

Van 9-12 oktober heb ik, vooruitlopend op de Utrechtse tijd van de PThU, in Marokko deelgenomen aan een conferentie van het Utrechts Platform voor Religie en Levensbeschouwing (UPRL) samen met de Marokkaanse Mogador Foundation over het onderwerp “Zorg voor de aarde.” Ikzelf was deel van een zevenkoppige delegatie van de Liberale Joodse Gemeente Utrecht. De andere Utrechtse deelnemers waren Moslims, Boeddhisten, en leden van verschillende Christelijke kerken waaronder de Geertekerk, de Remonstrantse Gemeente Utrecht, de Nederlands-Arabische Kerk van de Nazarener, en de EBG Utrecht. Prof. James Kennedy, historicus van de UU, reisde ook mee om vanwege de Nederlandse deelnemers de keynote lezing te houden. Onze Utrechtse groep van dertig mensen werd ontvangen door de Marokkaanse Mogador Foundation in de historische havenstad Essaouria aan de Atlantische oceaan. Na de vreselijke aardbeving die grote delen van Marokko heeft getroffen was “Zorg om de aarde” een zeer relevant thema. James Kennedy heeft een mooie lezing gehouden, we hebben veel geleerd van de Marokkaanse inspanningen voor de natuurlijke opwekking van energie en de uitbanning van plastic (nog niet heel overtuigend) en we zijn met een gemeenschappelijk statement naar huis gegaan.

In Marokko was de conferentie groot nieuws want er was zelfs een uitgebreide reportage op de TV en op andere media [bekijk op computer, niet op telefoon]: https://www.maptv.ma/produit/essaouira-la-question-de-prendre-soin-de-la-terre-en-debats/. Zoals te zien is mocht ik dienst doen als ad-hoc vertaler uit het Frans.

Vanwege de zeer recente terroristische aanslagen in Israël was het echter erg moeilijk, vooral voor de Joodse delegatie, om de aandacht bij dit onderwerp, hoe belangrijk ook, te houden. In het officiële programma konden de aanslagen niet echt gethematiseerd worden. In ontmoetingen met vooral individuele, Marokkaanse, deelnemers, voor en na de conferentie hebben wij echter heel evenwichtige en wijze standpunten gehoord, vooral gericht op menselijkheid en vrede, en afschuw van het vreselijke terroristische geweld waarvan men ons verzekerde dat het ook tegen de regels van de Islam ingaat. Een jonge muzikant van een “Atlantisch-Andaloesische” muziekgroep kwam bij ons zitten lunchen in de oude Mella (Joods kwartier) nadat hij snel naar de moskee was geweest voor het middaggebed. Hij had door heel Israël gereisd en sprak een paar woorden Ivriet. Ook heeft men ons meegenomen naar prachtige historische plekken die de eeuwenlange geschiedenis van samenleven tussen Joden en Moslims in Essaouira, die men hier bijzonder koestert, weerspiegelen. We werden meegenomen naar een schitterend museum in het herenhuis Beit Dakira, met een huissynagoge, en naar de mooie oude Pinto synagoge, waar een Islamitische vrouw, waarvan we allen dachten dat ze Joods was omdat ook zij Ivriet sprak en alles wist van de Tora-dienst, ons rondleidde. We weten ook dat “zelfs” Marokko geen Utopia is: het feit dat men in Essaouira geen minjan—tien Joden (in de Orthodoxie: mannen) nodig voor een gemeenschappelijk gebed—meer heeft als er geen toeristen in de buurt zijn zegt genoeg over de samenleving tussen Moslims en Joden daar vandaag. Maar het belang dat men hecht aan de historische boodschap van “convivencia”, ook vandaag en voor de toekomst, is hoopgevend.

De speciale adviseur van de Marokkaanse koning, de Joodse Andre Azoulai, die in feite onze gastheer was, hebben we niet gezien. Die was te druk met de koning en zijn inspanningen voor bemiddeling in Israël. We kunnen alleen maar hopen dat het een beetje effect heeft. 

Two new publications

Lieve M. Teugels.

“From the Lion to the Snake, from the Wolf to the Bear. Rescue and Punishment in Classical Fables and Rabbinic Meshalim”, in Overcoming Dichotomies: Parables, Fables, and Similes in the Graeco-Roman World, ed. J. Pater, A. Oegema, M. Stoutjesdijk (Tübingen: Mohr Siebeck, 2022), 217-236. Find here a prepublication version.

. “Keepers of the Vineyard and the Fence around the Torah: The Vineyard Metaphor in Rabbinic Literature,” JSJ 53/2 (2022) 377-404. doi:10.1163/15700631-bja10045. Find here a pre-publication version.

Lieve Teugels als docent aan het Schechter Instituut

Van 23 tot 27 mei jl. heeft Lieve Teugels als gastdocent colleges gegeven aan het Schechter Instituut in Jeruzalem in het kader van de Erasmus+ samenwerking tussen de PThU en dat instituut. Ze heeft daar een aantal colleges gegeven op het gebied van de midrasj, de vroeg-Joodse uitleg van de Hebreeuwse Bijbel.

Het bezoek van Teugels aan het Schechter Instituut volgde onmiddellijk op het verblijf van twee gastdocenten van het Schechter aan de PThU een week eerder.

Op maandag heeft zij twee colleges gegeven. Het eerste betrof een cursus “Jewish Thought” waarin op het moment van Teugels’ verblijf het onderwerp “Eschatologie” aan de orde was. In dit kader heeft zij met de studenten rabbijnse teksten gelezen over de rol van de profeet Elia aan het einde van de tijden, en met name zijn, niet door alle rabbijnen geaccepteerde, bijdrage aan de wederopstanding van de doden. Vergelijkingen met de voorstellingen van Elia in het Nieuwe Testament kwamen uiteraard ook langs.

’s Middags heeft zij gedoceerd in de cursus “Introduction to Midrash.” Haar gastvrouw, dr. Gila Vachman had haar gevraagd om rabbijns-Joodse parabels te bespreken en deze te vergelijken met parabels uit het Nieuwe Testament. Onder andere de parabel van de talenten, de werkers in de wijngaard, en de metafoor van de oude wijn in nieuwe zakken passeerden de revue. Al deze motieven komen op gelijkaardige toch ook verschillende manieren terug in beide literaire tradities, wat interessante discussies opleverde. Voor de studie van de teksten uit het Nieuwe Testament werd de Hebreeuwse vertaling van Franz Delitsch (Leipzig 1883) gebruikt, een mooie vertaling in de stijl van het Bijbelse Hebreeuws. In het Hebreeuws gaan de parabels van Jezus meteen veel meer lijken op hun rabbijnse tegenhangers.

Op woensdagavond heet Gila Vachman Lieve meegenomen naar Tel Aviv waar het Schechter een lokale afdeling heeft in de mooie wijk Neve Tsedek, toepasselijk Neve Schechter genaamd. Die avond stond een studiegroep over het tractaat Sota uit de Babylonische Talmoed op het programma, waaraan Teugels heeft bijgedragen. Daarna volgde nog een boeiende lezing door Abigael Manekin-Bamberger van de Hebreeuwse Universiteit over oude Joodse magie, met name bekend uit Aramese toverschalen. Op shabbat is Lieve teruggekeerd naar de mooie synagoge van het Neve Schechter voor de shabbat ochtenddienst. De Tora werd gelezen uit een zeer fraaie rechtopstaande Tora-rol, en zij had de eer om opgeroepen te worden voor een alia (zegening voor de toralezing) waardoor ze rol van dichtbij kon bewonderen.

Als extraatje heeft Doron Bar, president van het Schechter en een oude bekende van de PThU, Lieve en haar dochter Ester, die momenteel in Tel Aviv studeert, op donderdagochtend meegenomen op een rondleiding over de tempelberg. Momenteel is deze omstreden plek veel in het nieuws. Die ochtend hebben wij echter vrij kunnen rondlopen en de mooie staaltjes van Arabische bouwkunst mogen bewonderen, met de deskundige uitleg van Doron die alles weet van de historische en geografische ontwikkelingen van deze voor zowel het Jodendom als de Islam zeer belangrijke plek. Het bezoek werd afgesloten door een heerlijke koffie met chumus-ontbijt in “katoenmarkt”, een straatje in de Oude Stad. De PThU heeft sinds 2017 een Erasmus+ overeenkomst met het Schechter Instituut waarbij zowel studenten als studenten van beide instellingen een tijd aan het partnerinstituut kunnen doceren c/q studeren. Het Schechterinstituut is een Joodse tegenhanger van de PThU, een relatief kleine academische instelling waar zowel geïnteresseerde leken als rabbijnen in opleiding theologisch onderwijs volgen. In de vorige periode hebben vier studenten van de PThU en een aantal medewerkers van beide instellingen van de uitwisseling gebruik gemaakt . Voor studenten bedraagt de studietermijn minstens drie maanden. Een cursus modern Hebreeuws is inbegrepen. Docenten gaan voor minstens vijf dagen waarin ze acht uur college geven.

Erasmus+ verblijf Schechter docenten aan de PThU

In de week van 16 mei waren dr. Tamar Kadari en dr. Ari Ackerman, docenten aan het Schechter Instituut in Jeruzalem, te gast aan de PThU in het kader van onze Erasmus+ samenwerking. Beide Israëlische docenten hebben een college gegeven in de joint-BA cursus  “Onopgeefbaar Verbonden”. Kadari gaf op maandag een geanimeerde les over de rabbijnse interpretatie van het Hooglied, waarin soms een anti-Christelijke ondertoon te vinden is. In de Christelijke lezing van dit mooie bijbelboek vindt men daarentegen vaak anti-Joodse elementen. De studenten waren zeer coöperatief en deelden ook hun ervaringen met het Hooglied in de kerk, wat in de meeste gevallen niet veel was. Een student verwees echter naar het populaire lied “You won’t relent” gebaseerd op het Hooglied, dat in zijn kerk gezongen wordt. Een video werd opgezocht en getoond.

Op donderdag verraste Ari Ackerman ons met een zeer helder college over de (positieve) houding van Abraham Joshua Heschel tegenover het Christendom en andere religies. Hij deed dit aan de hand van Heschel’s artikel “No Religion is an Island” , een bekende foto van Heschel met Martin Luther King tijdens de mars in Selma, en een interview afgenomen een aantal weken voor Heschel’s dood.

Op dinsdag hebben beide docenten een hele dag meegedraaid in een PhD seminar over het boek Ester. PhD kandidaten Esther van Eenennaam en Benjamin Bogerd hebben eerst een onderdeel van hun beginnende onderzoek gepresenteerd, over respectievelijk Joodse houdingen tegenover digitale media in de liturgie, waaronder het lezen van de Esther-rol (Esther van E., en de Targum Sheni, een Aramese interpreterende vertaling van het boek Esther (Benjamin B.). Daarop gaven Ackerman en Kadari feedback en hebben zij elk nog een eigen lezing gehouden. De opkomst van studenten en docenten was teleurstellend, maar daar hebben de gasten zich niet door laten storen: de aanwezigen hebben een bijzonder leerrijke dag gehad met intensieve uitwisseling van gedachten.

Deze uitwisseling volgde op de deelname van beide Schechter docenten aan de conferentie van het Jewish en Christian Perspectives consortium (zie hier de aftermovie door Kevin Smits). Daar gaf de president van Schechter Instituut, professor Doron Bar, de openingslezing. In de week  van  23-27 mei is Lieve Teugels te gast bij het Schechter Instituut voor een tegenbezoek. Verslag daarvan volgt.

New: Filmed Classes for the course “The Adventures of Lady Wisdom”

With Halyna Teslyuk of Ukrainian Catholic University in Lviv, Ukraine, I am developing a course on the  Jewish and Christian reception history of  personified  Wisdom as presented in  the biblical book Proverbs. The course focuses on texts and images, among which Orthodox icons. Halyna and I are currently teaching the course simultaneously at UCU and PThU in Amsterdam as a hybrid course. Here are the links to some of the video’s produced by  filmmaker Rob Nelisse of Imageworkplace  and myself.

  1. Rabbinic Wisdom Part 1 (Teugels) https://vimeo.com/625850869/9197dfd00c
  2. Rabbinic Wisdom Part 2: https://vimeo.com/627270886/3f55b26b23 (Teugels)
  3. Rabbinic Wisdom Part 3 (Teugels) https://vimeo.com/627288571/1cf3dd9f3f
  4. Rabbinic Wisdom Part 4 (Teugels) https://vimeo.com/627298677/00cb7b2051
  5. Rabbinic Wisdom Part 5 (Teugels) https://vimeo.com/627316653/c82f64845f
  6. Icons: Novogrod type Sophia (Teugels & Van Es) https://vimeo.com/509759087
  7. Icons: Kyiv type Sophia https://vimeo.com/506603301 (Teugels & Van Es)
  8. Icons: David Chichua Paints a Sophia Icon https://vimeo.com/510450226/b0b4b46eed (Teugels& Chichua)
  9. Sophia in Protestant Mysticism (Kick Bras) https://vimeo.com/562112138
  10. Sophia in Thomas Merton (Kick Bras) https://vimeo.com/562105884

Sjana tova! Een blog over, onder andere, de maan in Psalm 81:4

voor de originele publicatie zie https://www.pthu.nl/bijbelblog/2021/09/nieuwe-maan-of-volle-maan/

Rosj haSjana

In de NBV luidt Psalm 81:4 als volgt:

Blaas (tik’u) op de ramshoorn (sjofar) bij nieuwemaan (chodesj)

En bij vollemaan (keseh) voor onze feestdag

Ik heb in bovenstaand vers een paar woorden uit het Hebreeuwse origineel toegevoegd, omdat deze relevant zijn voor dit verhaal. Ik zou “vollemaan” anders willen vertalen. Daarover straks meer.

Ik wil het nu eerst namelijk hebben over Rosj haSjana, de eerste dag van het Joodse Nieuwe Jaar. Alle Joodse maanden, zo ook Tisjrei, beginnen met de nieuwe maan. Het Jodendom kent immers een maankalender. Elke nieuwe maan is een feestdag, maar de eerste van Tisjrei is een bijzondere feestdag omdat op deze dag niet alleen een nieuwe maand, maar ook een nieuw jaar begint.  De periode voorafgaand aan Rosj haSjana kenmerkt zich door inkeer en bezinning. Men kijkt terug op wat in het vorige jaar goed ging en wat beter kon, en bereidt zich voor op het komende jaar. De tien dagen tussen Rosj haSjana en Jom Kippoer bieden een laatste kans, een soort blessuretijd, om dit alsnog te doen.

Sjofar

De sjofar, de ramshoorn, vertolkt de urgente roep tot inkeer. Vanaf de maand voorafgaand aan Rosj haSjana tot en met Jom Kippoer, wordt deze herhaaldelijk geblazen. Met Rosj haSjana en Jom Kippoer gebeurt dit in de synagoge, aan de hand van een vastgelegd patroon van herhaalde tonen op de sjofar, variërend tussen kort en lang, vloeiend en stotend, en culminerend in een heel lange aangehouden toon. Deze laatste wordt tekia gedola – grote sjofartoon,  genoemd. U ziet wellicht het verband tussen tik’u in Ps 81:4 en het woord tekia. Het gaat hier inderdaad om dezelfde stam die gebruikt wordt om het blazen op de sjofar weer te geven. Ook de sjofar komt immers voor in dat vers.

“Tussen de nieuwe maan en de tiende”

De periode tussen Rosj haSjana en Jom Kippoer wordt in het Jodendom aangeduid met bein keseh le’ asor – tussen de nieuwe maan en de tiende. Keseh betekent in deze uitdrukking “nieuwe maan”. Het is afgeleid van het werkwoord dat “bedekken” betekent, ksh: de bedekte maan dus. Op de tiende van de maand Tisjrei valt, zoals gezegd, Jom Kippoer. In de Joodse traditie, en in de bijbelwetenschap, worden een aantal Psalmen, met name deze waar het koningschap van God centraal staat, verbonden met Rosj haSjana. Zo ook Psalm 81. Laten we even terugkeren naar Ps 81:4. In de eerste helft van het vers is het verband met Rosj haSjana duidelijk:

Blaas (tik’u) op de ramshoorn (sjofar) bij nieuwemaan (chodesj)

Chodesj betekent in feite “maand” – het gaat dus om het begin van de maand. Echter, in de tweede vershelft is, volgens de NBV, de meeste bijbelvertalingen, en vrijwel alle woordenboek voor Bijbels Hebreeuws, sprake van “vollemaan”.

En bij vollemaan (keseh) voor onze feestdag

“Vollemaan” is de vertaling van keseh. Hoezo? Keseh betekende toch nieuwe maan in de uitdrukking bein keseh le’asor – tussen de nieuwe maan en de tiende? Hoe komen de vertalers erop dat keseh, de bedekte maan, volle maan zou betekenen?

‘Traditonele’ vs ‘niet traditionele’ commentatoren

Ik vond antwoorden op deze intrigerende vraag in een uitgave  van  Johannes de Moor [Johannes C. de Moor, New year with Canaanites and Israelites.  2 delen. Kamper Cahiers 21-22 (Kampen: Kok, 1972)], en in een artikel van Solomon Freehof  [Solomon B. Freehof, “Sound the Shofar: “Ba-Kesse” Pslam 81:4, in The Jewish Quarterly Review 64 (1974) 225-228.]

Beide studies ondersteunen mijn overtuiging dat in Ps 81:4, in beide vershelften, de nieuwe maan bedoeld is, en niet de volle maan. Freehof maakt onderscheid tussen “traditionele” versus “niet traditionele” commentatoren. Met de eerste bedoelt hij de Joodse bronnen, Rabbijnse teksten en Joodse bijbelgeleerden uit de middeleeuwen en later, en met de laatste bedoelt hij de, veelal christelijke, moderne bijbelwetenschappers, zoals Wellhausen, Duhm, en Briggs, die hij noemt. De Joodse bronnen, en ook moderne Hebreeuwse woordenboeken, zoals Even Sjosjan, vertalen keseh unaniem als “nieuwe maan”, gebaseerd op het evidente verband tussen keseh en de stam ksh, bedekken. De meeste academische exegeten en bijbelvertalers lezen echter “volle maan”.

Een argument voor volle maan zou zijn dat “onze feestdag” alleen op een groot feest kan slaan dat op volle maan valt, zoals het Loofhuttenfeest of Joodse Paasfeest. Verder halen zij parallellen aan uit het Akkadisch waar een gelijkaardige stam kuse’u zou slaan op de “haartooi van de maangod ten tijde van de volle maan” (zo ook in het woordenboek HALOT). In de Bijbel (alsook in de Joodse traditie) zijn er bovendien meerdere “nieuwjaren” en er zijn ook verbanden met nieuwjaarsfeesten uit het Oude Nabije Oosten. Hierop ingaan zou ons veel te ver leiden, maar u kan er De Moor op nalezen. Er zijn dus nog andere argumenten om in de eerste vershelft “nieuwe” en in de tweede “volle” maan te lezen. Voor mij zijn deze echter niet overtuigend.

Poëtisch parallelisme

Zoals in vele verzen in de Psalmen vinden we in dit vers immer een poëtisch parallelisme. Dat wil zeggen dat in de twee vershelften hetzelfde wordt gezegd met andere woorden. Dit is een zeer bekend fenomeen, met name bij moderne bijbelwetenschappers. Bovendien zien we hier een chiastische constructie, wat wil zeggen een a-b-b-a constructie: chodesj en keseh staan op de positie van de twee b’s. Men verwacht dat deze woorden synoniemen zijn. Dit, in combinatie met de evidente betekenis van de stam ksh, die bedekken betekent, en de lange Joodse traditie die dit woord altijd als een verwijzing naar de nieuwe maan heeft gezien, pleit voor een vertaling van “nieuwe maan” in beide vershelften van Ps 81:4. Waarom beroep doen op de hoofdtooi van een Akkadische maangod, bovendien met een iets andere spelling (ks’), als er een evidente, logische vertaling bestaat met een lange traditie, die bovendien recht doet aan het poëtisch parallelisme van het vers?

Dit is slechts een voorbeeld van hoe een deel van de academische studie van het OT en het Hebreeuws vaak zeer ver verwijderd is van de Joodse (uitleg)traditie, waar deze teksten ononderbroken voor minstens 2000 jaar bestudeerd zijn geweest, waar ze altijd gebruikt zijn, in de liturgie, en in uitdrukkingen zoals bein kese le’aser. Meer bekendheid met deze traditie, ook bij bijbelvertalers, zou soms tot alternatieve inzichten kunnen leiden, zodat niet klakkeloos wordt overgenomen wat in eerdere vertalingen, woordenboeken en commentaren staat. Ik ben benieuwd hoe dit vers in de NBV21 zal luiden.

 

Een nieuwe bijbelblog van mijn hand over de adelaars en de twijgjes in Ezechiel 17

De twijgjes in Ezechiel 17

door Lieve Teugels

 Parabels in Ezechiël

In het zeventiende hoofdstuk van Ezechiël lezen we dat de profeet de opdracht krijgt een parabel te vertellen:

De HEER richtte zich tot mij: Mensenkind, geef de Israëlieten een raadsel op, vertel hun deze parabel (mesjol masjal)

Parabels of mesjaliem kennen we uit de overleveringen over Jezus in het Nieuwe Testament, en uit de rabbijnse literatuur, maar ook al in het Oude Testament staat een aantal mooie parabels. Deze parabel, in het Hebreeuws masjal, begint met een adelaar die een takje uit de top van een ceder plukt. Dat takje legt de adelaar, wat raadselachtig, in een “land van handelaars,” — in het Hebreeuws “het land Kanaän” — en een “koopmansstad.” Daarna neemt de adelaar een andere stek, geen ceder: deze groeit uit tot een lage maar goed geaarde wijnstok. Die wijnstok richt zijn takken echter naar weer een andere adelaar, die hem losrukt en zijn vruchten afplukt.

De toepassing van de parabel

De toepassing van deze masjal wordt expliciet gegeven in vv. 11-21. Er wordt uitgelegd dat de beelden van de cedertwijg en de wijnstok  over de koning en de andere leiders van Israël gaan, die door de Babyloniërs zijn weggevoerd. Dat de ceder wordt gebruikt als beeld voor het koningshuis heeft ermee te maken dat een deel van het koninklijk paleis in Jeruzalem met cederhout was gebouwd (zie 1 Koningen 7:2). De adelaar wordt door de exegeten geïnterpreteerd als Nebukadnezzar, de twijg als Jehojakin en de wijnstok als de “kleine” koning Zedekia. De koning (de wijnstok Zedekia) was in eerste instantie gespaard omdat hij trouw had gezworen aan de Babylonische koning. Maar hij ging een overeenkomst aan met de Egyptenaren (Farao Psammetichus II), waarvoor hij zwaar gestraft werd: ook hij werd naar Babel gevoerd (zie Jeremia 27-28). De tweede adelaar in de parabel staat voor deze Farao.

Een tweede parabel: het twijgje uit de cedertop

In vv. 22-24 volgt een tweede masjal, weer over een twijgje dat ditmaal niet door een adelaar maar door God zelf uit de top van een hoge ceder wordt geplukt en vervolgens geplant op een hoge berg, in Israël. Het twijgje wordt een grote boom: vogels nestelen erin en andere, kleinere bomen kijken bewonderend naar de machtige ceder. De kleinere bomen die in het veld groeien, niet op de berg, zoals de ceder, zullen zich realiseren dat de hand van God hierin is: Hij doet bomen groeien of verdorren, het hangt van zijn oordeel en ingrijpen af.

Vermenging van de parabel en de toepassing

Ook dit verhaal van de ceder, het twijgje en de kleinere bomen is een parabel die zich afspeelt in de plantenwereld. Echter, reeds vanaf het begin (v.22) zien we een vermenging van de parabel en de toepassing: er wordt gezegd dat God het stekje uit de top van de ceder neemt. Een parabel bevat in de regel geen religieuze elementen – die horen bij de toepassing. In dit opzicht is de eerste parabel, van de adelaar die een twijgje plukt, een “betere” parabel. Ook het gegeven dat de bomen “beseffen” dat het God is die naar believen bomen velt en doet groeien, is een vermenging van beeld en toepassing. De ceder, het twijgje en de andere bomen zijn namelijk een beeld, een metafoor. Die staan voor iets in de heilsgeschiedenis van Israël. God is daarin echter geen beeld of metafoor. Het is niet zo uitzonderlijk dat metafoor en toepassing, masjal en nimsjal, door elkaar raken, maar we moeten er wel aandacht aan geven: het gaat hier uiteraard niet om denkende bomen – die bomen staan voor mensen.

Messiaanse betekenissen

In tegenstelling tot de twijg in de eerste masjal zal het deze tweede twijg wel goed vergaan, want God zelf staat in voor zijn groeien en bloeien. Het gaat hier over de toekomstige restauratie van de Davidische dynastie, in het Jodendom een essentieel element van de messiaanse tijd. De andere bomen staan voor de andere volkeren die de macht van Israël zullen zien, en de hand van God daarin zullen begrijpen.

Vervulling in het Nieuwe Testament?

Het beeld van een groeiende twijg of een zaadje komt wel vaker voor in messiaans gelezen contexten (zie Jesaja 11:1). Daarom wordt dit laatste stukje van Ezechiel 17 (vv. 22-24) vaak los van de context gelezen, bijvoorbeeld in het leesrooster zoals dat o.a. dit jaar in de PKN gevolgd wordt, waar het samen met de parabel van het Mosterdzaadje wordt gelezen op 13 juni. Door deze inbedding krijgt de tweede parabel een Christologische interpretatie. Daar is niets mis mee: ook in rabbijnse midrasj uit de tijd van Jezus en de eeuwen daarna worden teksten uit de Tenach uit hun context gehaald en op een manier gelezen die weinig te doen heeft met de oorspronkelijke literaire inbedding.

Rechtdoen aan de context

Uit respect voor de tekst, en uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid, is het vandaag de dag echter belangrijk om te kijken waar een geïsoleerde passage vandaan komt. In Ezechiel 17 gaat het om de tijd van de Babylonische ballingschap.  De parabels bevatten een boodschap die bij die tijd past. Bovendien moeten de twee parabels samen gelezen worden. Eerst krijgen we een negatieve boodschap: een langdurige verstrooiing van Israël vanwege het concrete politieke optreden van de toenmalige koning wordt voorspeld. In de tweede parabel krijgt de profetie echter een troostende, eschatologische wending: de Davidische dynastie zal worden hersteld, in het land Israël.  En zo is de cirkel rond: de messiaanse twijg van David gaat niet ten onder maar loopt toch weer uit.