Oratie

Op 3 juni mocht ik mijn oratie als hoogleraar Judaica houden aan de Protestantse Theologische Universiteit te Utrecht. De plechtigheid vond plaats in de Pieterskerk. Hierbij de korte tekst van mijn rede zoals ik die heb uitgesproken. Een PDF van de langere rede zoals gepubliceerd in het oratieboekje is verkrijgbaar. Voorafgaand aan de oratie vond een symposium plaats met 5 sprekers. Deze reflecteerden op verschillende manieren over de vraag hoe joden over christenen dachten en denken, door de eeuwen heen. Het geheel werd muzikaal opgeluisterd met Hebreeuwse psalmen door het Vocaal Theologenensemble onder leiding van dr. Hanna Rijken, met solo’s van Chazzan Myriam Lipovsky en mijn collega Bärry Hartog, die Lecha Dodi zong als onderdeel van de oratie. Een link naar de gedrukte (langere) versie van de rede is hier te vinden, alsook de link naar de opname van het symposium en de oratie op Youtube. Hieronder vindt u de kortere versie zoals ik die heb uitgesproken.

Van theologische jood naar joodse theologie.

Over het belang van joodse Studies aan de Protestantse Theologische Universiteit

Geachte rector van de Protestantse Theologische Universiteit, beste toehoorders hier aanwezig of via de livestream,

Joden en de duivel

Waarschijnlijk heeft u wel eens gehoord over middeleeuwse christelijke ideeën met betrekking tot joden. Eén van de beschuldigingen aan het adres van de joden in Europa gaat terug op een specifieke lezing van nieuwtestamentische teksten waaruit werd geconcludeerd dat joden kinderen van de duivel zouden zijn.

De bekendste tekst uit het nieuwe testament waar deze theorie op gebaseerd is, is te vinden in het achtste hoofdstuk van het Johannesevangelie. Ik citeer:

Uw vader is de duivel, en u doet maar al te graag wat uw vader wil. Hij is vanaf het begin een moordenaar geweest. Hij hoort niet bij de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij liegt, spreekt hij zoals hij is: een aartsleugenaar, de vader van de leugen. (Joh 8:39-44, NBV21)

Deze tekst is in de interpretatiegeschiedenis vaak als volgt begrepen: Jullie vader is de duivel, en de duivel is een moordenaar, ergo: jullie zijn moordenaars. 

Het verband met een tweede, misschien nog wel bekendere, christelijke beschuldiging aan het adres van de joden, namelijk de Godsmoord, is hier niet ver weg. Deze houdt verband met het ongelukkige vers in Mattheus 27:25, waar joodse omstaanders bij het kruis zouden hebben gezegd: “zijn bloed kome over ons en onze kinderen.”  

Wat ter sprake komt

In deze rede wil ik u meenemen op een tijdreis doorheen anti-joodse stereotypen in de christelijke interpretatietraditie van de Bijbel. We beginnen in de Oudheid en gaan dan snel door naar de Middeleeuwen en vandaar naar de Reformatie. In dit eerste deel zullen we vooroordelen en stereotypen bespreken zoals dat van de Kinderen van de Duivel en de Godsmoord die ik al kort noemde: Onverbloemde uitingen van christelijk anti-judaïsme. Ik zal dan ook uitleggen wat ik bedoel met “theologische jood.” In het tweede deel reizen we in versneld tempo door naar de 19de en 20ste eeuw om te kijken naar negatieve vooroordelen over joden in de academische theologie, met name de Bijbelwetenschappen. We zullen zien dat de anti-joodse tendensen hier vaak verbloemder zijn, gecamoufleerd in een wetenschappelijk jasje, en soms zelfs vermomd als philo-judaisme. In het derde deel wil ik u bekend maken met een joodse vorm van Bijbelse theologie, de joodse hermeneutische theologie, om in het vierde deel te onderzoeken hoe deze, in gewijzigde vorm, ingezet kan worden in het onderwijs aan de PThU. Tenslotte concludeer ik in het vijfde deel hoe we de “theologische jood” achter ons kunnen laten.

Voorbeelden uit de oudheid,  middeleeuwen en reformatie

Vandaag de dag wordt de tekst van Johannes 8, over de duivelskinderen, door mijn collega’s Nieuwe Testament uitgelegd als retoriek. In de context van het Johannesevangelie zijn deze woorden deel van een twistgesprek tussen verschillende groepen joden. Deze aan Jezus toegeschreven woorden zijn door de auteur dik aangezet om een punt te maken, namelijk dat het verbond met God voortaan alleen via geloof in Jezus als zoon van God verloopt. Retoriek is niet hetzelfde als waarheid. Het is echter niet moeilijk om, in een latere situatie, zonder de context van het intern-joodse twistgesprek, in deze passage een waarheidsclaim te lezen. Die zogenaamde waarheid luidt dan: Joden zijn geen echte kinderen van God en van Abraham, zoals de Hebreeuwse Bijbel getuigt, maar van de duivel. Omdat ze dit zijn kunnen ze het ook niet helpen dat ze slecht zijn, en kunnen ze eigenlijk ook niet veranderen. We vinden deze lezing al heel snel, bij de vroege kerkvaders.

In zijn waarschuwing aan het adres van christenen in de vierde eeuw die graag naar de synagoge gingen, argumenteert Johannes Chrysostomus dat naar de synagoge gaan hetzelfde is als met de duivel dineren. Hij maakt de volgende vergelijking: Zou je iemand, die je zoon heeft vermoord, niet vermijden en beschouwen als een boze demon, of als de duivel zelf? Je zou zeker niet met hem in dezelfde ruimte willen verblijven. Zou je dat dan wel doen met degene die de zoon van je Heer heeft vermoord? Als je naar de synagogen van de joden gaat en met hen de feestdagen viert, dan betekent dat, dat je met demonen viert, want wie de zoon van God vermoordt kan alleen een demon zijn. [1]

Ook hier zie je weer dat de beschuldiging van Godsmoord wordt gekoppeld aan het zijn van kinderen van de duivel. Beide beschuldigingen zijn twee kanten van een heel lelijke medaille, en beide vinden we terug tot ver na de middeleeuwen. 

Een derde aantijging, verbonden met de Godsmoord en het zijn van kinderen van de duivel, is de beschuldiging van rituele moord. Deze beschuldiging houdt in dat joden christelijke kinderen vermoorden, omdat ze hun bloed nodig hebben voor het vervaardigen van matses, het ongedesemde brood dat gegeten wordt op het joodse paasfeest. Vanwege deze beschuldiging van rituele moord zijn ettelijke joden in de middeleeuwen op de brandstapel terecht gekomen.

Deze legenden van rituele moord en banden met de duivel worden beschouwd als de eerste vormen van samenzweringstheorieën, gericht tegen de joden als groep. Ze zouden uit zijn op het telkens herbeleven van de Godsmoord. 

Iconografie

In de middeleeuwen kwamen deze motieven, de Godsmoord, de rituele moord, en de duivelskinderen, vaak terug in de vorm van afbeeldingen. Alle registers worden daarbij opengetrokken om voor de ongeletterde christenen duidelijk te maken dat joden écht kinderen van de duivel zijn, en verantwoordelijk waren voor de dood van Jezus. Het eenvoudigste was het afbeelden van joden met hoorns. Soms worden joden ook in verband gebracht met een gehoornde geit of bok, een meer onrechtstreekse associatie met de duivel. 

Ik wil u een afbeelding laten zien van een reliëf dat aanwezig was op een toren op een brug over de Main in Frankfurt. De toren bestaat niet meer en de afbeeldingen zijn daarmee dus ook verdwenen, op die plaats. Wat u hier ziet is een replica.

Bovenaan ziet u de gebonden en doorboorde Simon van Trente, een christelijk kind dat door joden zou zijn vermoord vanwege zijn bloed: het is een van de oudste beschuldigingen van rituele moord door joden. Tegenover deze afbeelding hing een kruisbeeld waardoor de boodschap duidelijk was: aan de ene kant de gekruisigde Jezus en aan de andere kant de door joden geofferde Simon van Trente. Joden zijn uit op het telkens herhalen van de Godsmoord. Onderaan ziet u een paar joden op en rond een groot varken, een zogenaamde Judensau, in gezelschap van een gehoornde duivel en een joodse vrouw met een geit. 

Brückenturm, Frankfurt am Main

Een Judensau is een afbeelding van joden in combinatie met een vrouwelijk varken, waar de joden aan drinken, op zitten en allerlei perverse handelingen mee verrichten. In Duitstalig gebied was het motief wijd verbreid. De keuze van het varken is uiteraard niet toevallig gezien de prototypische joodse afkeer van alles wat met een varken te maken heeft. Maar elementairder nog is de negatieve associatie van mensen met dieren. Zowel de identificatie van joden met dieren, als met de duivel, wijst op ontmenselijking. En daarmee zouden we kunnen zeggen dat racistisch antisemitisme geen modern verschijnsel is, maar van alle tijden. 

Misschien denkt u: Dat zijn allemaal bijgelovige katholieke ideeën en afbeeldingen waar de reformatie een eind aan heeft gemaakt. Helaas is dat niet het geval. Al deze middeleeuwse beschuldigingen werden in de 16de eeuw nieuw leven ingeblazen door niemand minder dan Maarten Luther. 

Luther

In zijn zeer anti-joodse geschrift Over de joden en hun Leugens vinden we alle middeleeuwse beschuldigingen aan het adres van de joden terug, inclusief het drinken van het bloed van christelijke kinderen. Hij ziet in deze verhalen het uitkomen van Johannes 8. De joden zouden niet tussen de christenen moeten leven, schrijft hij [citaat] “terwijl wij toch niemand zo goed bejegenen en tegelijk van niemand zoveel te lijden hebben dan van die slechte duivelskinderen, dat slangengebroed.”[2]

In een ander geschrift gaat Luther specifiek in op een 14de-eeuwse afbeelding van een Judensau in zijn stad Wittenberg, waarover hij het volgende schrijft:

Er is hier in Wittenberg op onze parochiekerk een zeug in steen gehouwen. Daar liggen jonge biggen onder en joden die zuigen. Achter de zeug staat een rabbijn die de rechterpoot van de zeug omhooghoudt; en met zijn linkerhand trekt hij de staart omhoog en kijkt met grote ijver onder de staart van het zwijn in de talmoed, alsof hij daar iets zeer slims en bijzonders kan lezen en ontdekken. [3]

Hierna maakt Luther een opmerking over de naam van God die de joden niet uitspreken. Hij brengt die in verband brengt met de mest van het zwijn, daarbij gebruik makend van een bekende joodse techniek van Bijbelinterpretatie. Het gaat hier om een reactie tegen joodse kabbalistische lezingen, dus ook hier zouden we kunnen spreken van een specifieke retorische context, waarbij Luther de overdrijving niet schuwt. Maar de rol van Maarten Luther op de ontwikkeling van antisemitische retoriek mag niet worden onderschat. 

Ik vind het daarom noodzakelijk dat onze studenten, al in de bachelor, bekend worden gemaakt met deze kant van Luther. Ik kom nog te vaak studenten tegen die in het derde jaar van de bachelor geschokt bekennen dat ze geen idee hadden van deze uitspraken van Luther. Deze zijn echter net zo goed onderdeel van de reformatiegeschiedenis als alle zinvolle en kritische dingen die Luther ook heeft gezegd.

“De theologische jood”

Voor ik overga tot een modernere vorm van anti-joods theologiseren, wil ik even pauzeren en reflecteren op het begrip “theologische jood” dat ik hier aan de orde stel. Het is belangrijk te benadrukken dat het hier gaat om een theologische constructie.  Vele van de anti-joodse afbeeldingen en zelfs van de bloedlegenden zijn ontstaan in plaatsen waar weinig joden woonden, of in tijden waarin geen bijzondere sociale spanningen tussen joden en christenen waren. Het gaat dus om constructies die bedoeld waren om christenen te sterken in het eigen geloof. En wat is een betere manier om identiteit te bevestigen dan zich te keren tegen een andere groep waarvan men niet erg veel afwijkt, waar men zijn God en zelfs een deel van zijn Bijbel mee deelt?  Ik vat “theologisch” hier overigens breed op: vele elementen in dit construct hebben te maken met opvattingen en angsten in de christelijke maatschappij in het algemeen, en werden veel breder gedragen dan door theologen alleen. Je zou het elementen van een volkstheologie kunnen noemen. 

Voor we naar de dag van vandaag gaan, wil ik het hebben over de periode rond 1900: de tijd waarin de moderne, kritische Bijbelwetenschap vorm kreeg.

Moderne Bijbelwetenschap en vervangingstheologie

Op het einde van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw, herrees de theologische jood in een wetenschappelijk, historisch jasje, in scène gezet door de Duitse coryfeeën van de Hogere Bijbelkritiek. 

De meest bekende daarvan was Julius Wellhausen. Onder het mom van geschiedenis van Israël presenteerde hij de ontwikkeling van de geschriften van de Hebreeuwse Bijbel als een neerwaartse spiraal.[4] De oudste delen van de Hebreeuwse Bijbel vertegenwoordigen, volgens Wellhausen, een natuurlijke religie, geaard in de eigen bodem, en geleid door profeten. De jongere geschriften echter, ontstaan tijdens en na de Babylonische ballingschap, zouden een ritualistische religie vertegenwoordigen, geleid door priesters. Het zijn deze jongere Bijbelse geschriften die, volgens Wellhausen, uiteindelijk uitmondden in het jodendom zoals het zich in de tijd van Jezus, maar ook nog in zijn eigen tijd, manifesteerde. Wellhausen zag het christendom daarentegen als de rechtstreekse opvolger van de profeten, en van de oudste pure laag van de Hebreeuwse Bijbel. Dit alles werd gepresenteerd als kritische wetenschap, maar het is duidelijk dat hier, behalve een typisch romantisch wereldbeeld, ook een triomferend christelijk beeld van religie achter zat, waarbij het christendom het jodendom heeft vervangen. 

De historische kritiek van de Bijbel, in het begin een voornamelijk Duits-protestants-christelijke onderneming, riep heftige tegenreacties op van joodse wetenschappers in die tijd. 

De bekendste is Solomon Schechter die er zijn rede “Higher Criticism-Higher Antisemitism” uit 1903 aan wijdde.[5] Maar ook Benno Jacob en andere joodse geleerden fulmineerden tegen de Hogere Bijbelkritiek, niet omdat ze zelf niet kritisch waren – dat waren ze wel – maar omdat ze de Hogere Bijbelkritiek als anti-joods ervaarden. 

Bijbelse theologie en de joden

Ook in Bijbelse theologieën die tot stand kwamen tot ver in de 20ste eeuw, wordt de joodse Bijbel voorgesteld als een voorbereiding op het Nieuwe Testament, die daarin uitloopt en “voltooid” wordt, en daarmee ook zijn taak heeft vervuld. In zijn studie “Why Jews Are Not Interested in Biblical Theology,” kruist Jon Levenson in het bijzonder de degens met Walter Eichrodt en Gerhard von Rad.[6]

Om een lang verhaal kort te maken toont Levenson aan:
1.  dat een christelijke Bijbelse theologie – waarbij de Bijbel zowel het Nieuwe als het Oude Testament bevat – uit de aard van de zaak inhoudt dat het Nieuwe Testament op zijn minst als context, en meestal ook als vervulling of voltooiing van het Oude Testament wordt gezien. Vaak wordt dat door de auteurs van de Bijbelse theologiëen ook erkend. Maar daarmee is zo’n theologie dus niet relevant voor joden.

2. dat een gelijkaardige joodse theologie, die in plaats van het Nieuwe Testament de Talmoed en de Midrasj als joodse context neemt, geen Bijbelse theologie is, omdat geen enkele jood claimt dat de Talmoed en de Midrasj bij de Bijbel horen, en deze niet worden gezien als voltooiing daarvan.

Daarom concludeert Levenson dat joden geen interesse hebben in Bijbelse Theologie. Bovendien – en dat is essentieel – wordt de christelijke Bijbelse theologie door joden vaak als beledigend beschouwd, omdat die meestal een vertekend, en vaak ook een negatief beeld van het jodendom ophangt.

Laten we daarvan een voorbeeld geven, uit de Theologie van het Oude Testament van Walther Eichrodt (1933). Hier heeft hij het over de sjabbat.

Pas de geleidelijke verandering van de oudtestamentische religie in de religie van strikte naleving in het late jodendom, heeft van de weldaad van de sabbat een zware prestatie en last gemaakt.[7]

Levenson observeert correct dat er geen enkele literaire bron is van wat Eichrodt het “late jodendom” noemt, maar wat we nu “vroeg jodendom” noemen, die de sjabbat als een zware last voorstelt. Hij vraagt zich daarbij af hoe Eichrodt zou hebben gereageerd op Abraham Heschel’s boek The Sabbath.  Ik kom hier nog op terug.

Eichrodt’s opmerking over de sjabbat als een last is exemplarisch voor bepaalde christelijke theologische voorstellingen van het jodendom: namelijk geen enkel contact met hoe joden zelf hun jodendom en hun feesten en gebruiken beleven. De enige informatie over het jodendom komt vaak uit het Oude of Nieuwe Testament, tweeduizend of drieduizend jaar oud dus. 

In onze tijd is een Bijbelse theologie die het jodendom expliciet als minderwaardig voorstelt, zoals die van Eichrodt, niet meer vaak te vinden is in de academie.

Daarentegen circuleren er nog populaire theologische werken, ook in Nederland, die op een onjuiste, en vaak negatieve manier, spreken over het jodendom. Ik wil nu focussen op die populaire theologische ideeën, eerder dan de academische, omdat daarin het gebrek aan contact met levend jodendom nog het best voelbaar is. Vreemd genoeg vindt men een dergelijke theologie vaak bij auteurs die zichzelf zien als vrienden van het jodendom. Ik zal u een stuk voorlezen van de informatie op de achterkant van het boek van Bram van de Beek De kring om de Messias, uit 2002.

Daarmee is de geschiedenis van Israël als geschiedenis van lijden gegeven. Het is de geschiedenis van het volk dat er niet hoort te zijn. […] Hoogtepunt van deze geschiedenis is de verhoging van de messias van Israël aan het Kruis. Daar wordt Israëls God die zijn volk heeft gekozen ten diepste gekend.

Nu kunt u denken: De auteur leeft mee met het lijden van de joden, daar is toch niets mis mee? Echter, in het boek wordt het lijden van de joden voorgesteld als iets essentieels in de christelijke theologie. U zal begrijpen dat dat veel joden tegen de borst stuit. Niemand zit erop te wachten om te functioneren in iemand anders’ theologie. En al zeker niet als hij of zij dan de representant is van het lijden. 

Nog kwalijker is echter dat door Van de Beek, net als door Eichrodt bijna 100 jaar geleden, het jodendom ook wordt voorgesteld als een religie van lijden, wanneer dit ingaat tegen de eigen joodse zelfbeleving: bijvoorbeeld als een feest van bevrijding wordt voorgesteld als een feest van lijden. Dan klopt er echt iets niet. Neem dit citaat over Pesach, het joodse paasfeest. 

Als we de geschiedenis van Israël overzien, is het gene wat opvalt, hun lijden. In het verhaal dat jaar op jaar verteld wordt op het feest van Pesach wordt verhaald van de verdrukking uit Egypte. Het meest fundamentele feest van Israël bestaat uit het eten van vlees met bittere kruiden en van ongezuurde broden omdat het brood haastig moet worden klaargemaakt.[8]

Net als bij de zware last van de sjabbat ,zoals voorgesteld door Eichrodt, zullen degene van jullie die bekend zijn met Pesach, verbaasd zijn dat dit als een feest van verdrukking wordt voorgesteld. Pesach wordt door de joden ervaren als een feest van bevrijding, uit de verdrukking weliswaar, maar het is de bevrijding die centraal staat. Het eten van vlees met Pesach, het Pesach offer, is al bijna 2000 jaar geleden uitgefaseerd. Sinds er geen joodse tempel meer bestaat wordt het paaslam niet meer gegeten met Pesach. Ook hier zien we weer dat de enige informatie over het jodendom uit de Bijbel komt, in dit geval uit het Oude Testament.  

Mocht zo iemand naar een sedermaaltijd gaan, dan zou hij weten dat bittere kruiden nog wel worden gegeten, maar samen met zoete spijzen, om precies de combinatie van onderdrukking en bevrijding te symboliseren.

Onderdrukking en bevrijding zijn twee kanten van de medaille bij het joodse Pesachfeest maar ook bij andere joodse feesten, zoals Poerim. Als men één kant van die medaille, die van de bevrijding en de vrolijkheid, verbergt, en alleen de donkere kant van het lijden en onderdrukking laat zien, dan geef je een vertekend beeld van het jodendom. En dan is het gemakkelijk om te zeggen: De joden moeten bevrijd worden uit hun lijden, en dat kunnen ze niet uit zichzelf want hun religie en geschiedenis is er één van alleen maar lijden, daar hebben ze de hulp van buiten, van Jezus of het christendom voor nodig. Van de Beek geeft het lijden van de joden een zo belangrijke plaats en functie in zijn theologie, dat het maar de vraag is of de joden wel uit dat lijden kunnen en moeten worden verlost. Daarmee zou de theologische constructie namelijk in elkaar tuimelen.

Een dergelijke Israëltheologie vind ik zeer kwalijk en ik wil er als hoogleraar jodendom aan de PThU aan bijdragen om deze te bestrijden. Ik wil er een realistischer beeld van het jodendom, vanuit de eigen joodse beleving, naast zetten. 

Eén van de stappen in die richting is om, naast de Hebreeuwse Bijbel, ook vroege joodse teksten uit de tijd van het Nieuwe Testament, de rabbijnse literatuur, en ook hedendaagse joodse liturgie en gebruiken te onderwijzen. De Hebreeuwse Bijbel heeft uiteraard een bijzondere plaats in het curriculum van theologiestudenten, maar als bron voor het jodendom is die onvoldoende; en hetzelfde geldt voor het Nieuwe Testament.

Ik maak het vaak mee dat mensen over het jodendom in de verleden tijd spreken, zelfs in papers van studenten: Ik lees dan:“de joden vierden het Pesachfeest, de joden spraken de priesterzegen uit.” De joden doen dat nog steeds! Of juist omgekeerd: “we kunnen van de joden veel leren over ecologie, want zij hebben het Jubeljaar.” Als het Jubeljaar al ooit gefunctioneerd heeft, dan al zeker de laatste 2000 jaar niet meer! Ik zeg niet dat dit slechte wil is, maar het heeft te maken met gebrek aan contact met levend jodendom en daar kan iets aan gedaan worden. In mijn colleges Hebreeuws kies ik daarom bewust teksten die functioneren in zowel de joodse als de christelijke liturgie, zoals Psalm 23, de Priesterzegen en de Tien Woorden. Daarbij laat ik de studenten zien dat deze ook in het jodendom deel zijn van een levende religie, met een zich nog steeds ontwikkelende liturgie, en niet een relikwie zijn uit de Bijbelse tijd.

Joodse hermeneutische theologie

Een bijkomende reden waarom een joodse Bijbelse theologie voor Jon Levenson problematisch is, is deze: De Hebreeuwse Bijbel bestaat uit vele verschillende soorten teksten, waaruit men niet één theologie of één overkoepelend thema kan distilleren. En daarnaast gaat het jodendom ook nog eens uit van een veelheid van interpretaties van Bijbelteksten. Maar juist om die reden kan er wel degelijk een specifiek joodse Bijbelse theologie bestaan. Dat is een Bijbelse theologie die accepteert, zelfs cultiveert, dat er niet slechts één correcte uitleg is voor elke Bijbeltekst maar dat elke tekst op meerdere manieren kan gelezen worden. In een dergelijke joodse Bijbelse theologie wordt het interpreteren zelf een religieuze daad, namelijk een bijdrage aan de openbaring.

De bekende joodse theoloog Michael Fishbane zegt het als volgt:

Interpretatie deelt daarom in de heiligheid van de Schrift, juist doordat zij deze verder onthult: de rol van interpretatie is […] de religieuze plicht om uit te leggen en uit te breiden, en zo de oude woorden van God opnieuw actueel te maken voor het huidige moment. [9]

De bijbelse theologie zoals voorgestaan door Michael Fishbane, is een theologie die de joodse traditie van Bijbelinterpretatie centraal stelt. Hij noemt deze Jewish Hermeneutical Theology:joodse hermeneutische theologie.[10]

Sjavoeot en Sjema

Het is vandaag de tweede dag van het joodse feest Sjavoet, het feest van matan tora, letterlijk de “gave van de Tora.” Op dit feest gedenken we dat God op de berg Sinaï de Tora aan het hele volk Israël heeft gegeven. In de traditie wordt beklemtoond dat echt iedereen daarbij stond: ook de kleine kinderen, ook de slaven, en uiteraard alle volwassen vrouwen en mannen, niet alleen de geleerden. Een bekende uitspraak stelt dat elke jood zich moet gedragen alsof hij vandaag nog aan de voet van de Sinaï stond. 

De Tora, die toen gegeven werd is niet een cadeau dat je ontvangt en op de schoorsteenmantel zet. Het is een cadeau waar een commitment aan vast zit. In de eerste plaats houdt het accepteren van de Tora natuurlijk in: ernaar te leven. Maar ook: deze te bestuderen en te onderwijzen. Dit is de kern van het Sjema gebed, dat in feite gewoon een stuk Bijbeltekst is, namelijk Deuteronomium 6: 4-9:

Luister, Israël: de Eeuwige, onze God, de Eeuwige is de enige! Heb de Eeuwige, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht. Houd de geboden die ik u vandaag opleg steeds in gedachten. Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad. (NBV21)

In deze tekst komt alles bij elkaar. Het is een Bijbeltekst maar ook een gebed. Het gaat over God liefhebben, en over geboden onderhouden. Het gaat over onderricht aan kinderen, en over het delen met andere mensen, privé en publiek. In dit meest bekende joodse gebed komen spiritualiteit, liturgie, geloof en Bijbelwetenschap bij elkaar. Het zou het motto van de PThU kunnen zijn.

Tora is niet (alleen) wet

Tora wordt nogal eens vertaald met “Wet.” Deze vertaling dekt maar een heel klein stukje van de lading van de Tora. Bovendien heeft “Wet” vaak een negatieve connotatie in christelijke context. Maar al te vaak lees je nog over de tegenstelling tussen “Wet” en “Evangelie,” en dan wordt met Wet de joodse Tora bedoeld. Die Tora wordt dan letterlijk gesteld tegenover het “goede nieuws.” Soms wordt ze nog steeds een “juk” genoemd. Maar in de joodse traditie is de Tora een geschenk, en het is een hele eer om de ontvanger ervan te zijn. 

Sterker nog, mensen kunnen zelf bijdragen aan de Tora. Latere interpretaties van stukken van de Bijbelse Tora worden in het jodendom namelijk ook Tora genoemd. Dit impliceert dat, als mensen de Bijbelse Tora uitleggen, het resultaat ook weer Tora wordt genoemd. Fishbane noemt dit een “hermeneutische revolutie,” omdat die laatste Tora tot stand is gekomen zonder een nieuwe goddelijke openbaring. 

Toen ik dit voor het eerst las was ik daar best van onder de indruk. Ik realiseerde me dat ik, door met studenten iets van de Tora te lezen, en ze te leren kennismaken met de joodse interpretatie daarvan, of zelfs met de Hebreeuwse taal waarmee ze zelf de Tora kunnen lezen, dat ik zo, volgens Fishbane ,kan bijdragen aan de openbaring. 

Joodse Studies aan de PThU

Ik ben van mening dat een dergelijke bijbels-hermeneutische theologie heel goed past in een protestantse theologische opleiding. In de protestantse traditie van sola scriptura is de Schrift de enige of voornaamste bron van waarheid; maar zelfs deze bron vraagt om interpretatie. Het zijn de mensen zelf die deze Schrift mogen bestuderen, en die daar de wijsheid uit kunnen uithalen om hun leven in te richten. Bovendien is er in de protestantse traditie, zoals in de joodse, niet één centraal gezag dat bepaalt hoe je een Bijbeltekst moet interpreteren. Door de vooringenomenheid die altijd aanwezig is, in elke, ook academische, interpretatie van een Bijbeltekst, expliciet te maken, en zelfs te cultiveren, kan de hermeneutische theologie een waardevol uitgangspunt bieden voor een instelling die predikanten en geestelijk verzorgers opleidt.

Ik wil uiteraard niet zeggen dat christenen op precies dezelfde manier als joden de Bijbel moeten lezen. Om te beginnen is de christelijke Bijbel niet identiek aan de joodse. En verder hebben christenen een eigen traditie van interpretatie van het Oude en het Nieuwe Testament, waartoe zij zich moeten verhouden. Maar dat neemt niet weg dat het verrijkend is voor christelijke studenten om vertrouwd te worden met de joodse manier van Bijbelinterpretatie, en de traditionele joodse bronnen die daarbij gebruikt worden.

Laat me dit wat verder uitwerken. De joodse hermeneutische theologie gaat uit van een studie van de Bijbel met meenemen van de joodse uitlegtraditie. Deze verwijst steevast naar de rabbijnse exegese uit de eerste eeuwen van onze tijdrekening, de midrasj. 

Ik wil één voorbeeld geven van een tekst uit de midrasj, gecombineerd met andere teksten uit de joodse traditie. Deze teksten kunnen de student een idee geven van de joodse uitlegtraditie, en wat die voor haar of hem kan betekenen.  De desbetreffende teksten gaan over de sjabbat. 

Ik begin met een midrasj, die een interpretatie geeft van Exodus 20:8, uit de Tien Woorden, in het bijzonder het Woord over de sjabbat.

Waarom zegende God de sjabbat? […] Omdat de sabbat geen partner heeft. Zondag heeft maandag als partner, dinsdag heeft woensdag, donderdag heeft vrijdag. Maar de sjabbat heeft geen partner. […]

De Sjabbat zei tot de Heilige: ‘Meester van het universum, alle andere dagen hebben partners, maar ik heb geen partner.’ De Heilige zei tegen haar: ‘De gemeenschap van Israël is jouw partner.’ Toen Israël voor de berg Sinaï stond, zei de Heilige tegen hen: ‘Herinner je de afspraak die Ik met de Sjabbat heb gemaakt: de gemeenschap van Israël is jouw partner.’ Dat is de betekenis van de uitspraak in de Tien Woorden: “Gedenk de sjabbatdag om die heilig te houden” (Exodus 20:8).[11]

In deze midrasj wordt de sjabbat op een verhalende manier gepresenteerd als het bijzondere maatje van Israël. Dat heeft God aan de sjabbat beloofd; maar Israël wordt er ook op gewezen dat zij een goede partner moeten zijn voor de sjabbat. Het “gebod” van het “heilig houden” krijgt hier een eigen betekenis; het is zeker geen “zware last” maar een band met een partner, een vriend, of zelfs een liefdesband.

Naast deze midrasj uit de vierde eeuw, kan ik een liturgisch lied leggen, dat oude wortels heeft, maar vandaag nog steeds wordt gezongen in de synagogedienst op vrijdagavond. Deze dienst heet kaballat sjabbat, het “ontvangen van de sjabbat.” In dit lied is geen twijfel meer over de aard van het partnerschap tussen de gemeente en de sjabbat: De sjabbat wordt ontvangen als een bruid. Het lied staat bekend als Lecha Dodi, naar de eerste woorden “Ga, mijn vriend.” Ik citeer een paar verzen uit het langere lied en daarna zal mijn collega Bärry Hartog een deel van Lecha Dodi voor u zingen.

Ga, mijn vriend, de bruid tegemoet; laat ons de Sjabbat ontvangen.

‘Gedenk’ en ‘Houd’, in één woord gezegd, de God die Eén is heeft het ons laten horen. De Eeuwige is één en Zijn Naam is Eén, Hem zij eer en glorie en pracht.

Ontwaak! Ontwaak, jouw licht komt naderbij, Sta op mijn licht! Word wakker, word wakker, en zing een lied. Gods glorie wordt jou nu geopenbaard.

Kom dan in vrede, kroon van je geliefde, kom in blijdschap, kom in vreugde met de getrouwen van Gods volk, kom toch o bruid, kom toch o bruid![12]

Laten we nu luisteren naar Bärry Hartog die Lecha Dodi voor ons gaat zingen. 

[lied: lecha dodi]

Het belangrijkst dat ik met u wilde delen is de vreugde die uit dit lied blijkt, zelfs wanneer de ogenschijnlijk strenge termen “gedenk” en “houd,” worden gebruikt. Ik kan u vertellen dat dit lied het hoogtepunt is van de vrijdagavonddienst en door iedereen wordt ervaren als een spiritueel, verbindend, en zelfs ontroerend moment. 

Tenslotte leg ik naast de midrasj en het liturgische lied een passage uit The sabbath van Abraham Joshua Heschel (1951), het boek dat ik al eerder noemde omdat Levenson ernaar verwees. Levenson vroeg zich af hoe Eichrodt zou hebben gereageerd als hij Heschel over de sjabbat zou hebben gelezen. Ik citeer Heschel: 

Gedurende zes dagen van de week is de geest alleen, veronachtzaamd, in de steek gelaten, vergeten. Werkend onder spanning, gebukt onder zorgen [ …] Dan komt de zesde dag. […] De sjabbat is er nog niet, maar de gedachte aan haar naderende komst wekt in het hart een onstuimig verlangen om er klaar voor te zijn en het waard te zijn haar te ontvangen.[13]

Ik had vele passages kunnen kiezen want het boek rijgt parel op parel, maar deze leek me wel te passen, omdat het niet de sjabbat, maar de andere dagen, voorstelt als een last, en de sjabbat als de bevrijding van die last. 

Voorbij de theologische jood

Ik begon deze lezing met het schetsen van de constructie die ik “theologische jood” heb genoemd: een christelijk stereotiep beeld, niet gebaseerd op werkelijk contact met joden, maar bedoeld om de eigen identiteit te bevestigen. Helaas is en was de “theologische jood” vaak gebaseerd op bepaalde lezingen van Bijbelteksten. De traditionele joodse lezingen van de Bijbel moeten uiteraard ook in hun context worden beschouwd. Echter, de joodse visie op Bijbelstudie als een bijdrage aan de openbaring, door voortdurend opnieuw te interpreteren en te actualiseren, zoals Fishbane het stelt, past volgens mij goed bij een Protestantse Theologische Universiteit. Zij sluit langs de ene kant aan bij de protestantse nadruk op persoonlijke Bijbelstudie; en langs de andere kant biedt de joodse uitleg, die vaak gebruik maakt van verhalen en beelden, misschien wat “lichtheid” en vreugde aan de Bijbelstudie, zoals joden ook vreugde in de sjabbat vinden. Daarnaast is een notie van de joodse manier van denken over de gedeelde, levende, Bijbel belangrijk voor het gesprek, voor de dialoog tussen joden en christenen, om echt een idee te krijgen hoe je dialoogpartner denkt. Dit kan hopelijk het construct van de “theologische jood,” die toch nog steeds “rondwaart” in kerken en populaire theologie, wat bijstellen.

[Dankwoord]

Ik heb gezegd. 


[1] Eigen parafrase van Johannes Chrysostomus, Acht homilieën tegen judaiserende christenen, homilie 1.7.5

[2] Martin Luther, Von den Juden und ihren Lügen (Wittenberg, 1543). René Süss, Luthers theologisch testament.Over de joden en hun leugens. Inleiding, vertaling, commentaar (Amsterdam: VU University Press, 2006), 484-85.

[3] Martin Luther, Vom Shem Hamphoras und Vom Geschlecht Christi  (Wittenberg, 1543). Eigen vertaling.

[4] Julius Wellhausen, Prolegomena zur Geschichte Israels (Berlin: Reimer, 1905); Julius Wellhausen, Prolegomena to the History of Ancient Israel. With a Reprint of the Article Israel from the Encyclopaedia Britannica (Gloucester: Peter Smith, 1983).

[5] Solomon Schechter, ‘Higher Criticism-Higher Antisemitism’, in Seminary Addresses and Other Papers (Cincinnati: Ark Publishing, 1915), 35-39.

[6] Jon D. Levenson, ‘Why Jews Are Not Interested in Biblical Theology’, in The Hebrew Bible, the Old Testament and Historical Criticism (Louisville: Westminster John Knox Press, 1993), 33-61.

[7] Walther Eichrodt, Theologie des Alten Testaments, I-III, 7de dr. (Vandenhoeck & Ruprecht, 1962), Vol 1, 78. Eigen vertaling.

[8] Abraham van de Beek, De kring om de Messias. Israël als volk van de lijdende Heer (Zoetermeer: Meinema, 2004), 39.

[9] Michael A. Fishbane, The Garments of Torah: Essays in Biblical Hermeneutics, Indiana Studies in Biblical Literature (Bloomington, Ind: Indiana University Press, 1989), 38.

[10] Hava Tirosh-Samuelson en Aaron W. Hughes, red., Michael Fishbane: Jewish Hermeneutical Theology (Brill, 2015).

[11] Genesis Rabbah 11:8, eigen vertaling. 

[12] Vertaling met wat aanpassingen uit het gebedenboek van de Liberale joodse gemeenten in Nederland: Seder Tov Lehodot (Amsterdam: Nederlands Verbond voor Progressief jodendom, 2014), 203-205.

[13] Abraham Joshua Heschel, De Sabbat, Zijn betekenis voor de moderne mens & vernieuwing vanuit de traditie; Een joodse visie op verbondenheid, vertaling Daniël Mok and Henk De Bie (Amsterdam: Abraxas, 2006), 77. In de vertaling van Mok staat “zijn komst,” en “hem ontvangen,” wat overeenkomt met het grammaticale geslacht van “sabbat” in het Nederlands. Vanwege de identificatie met bruid en koningin behandel ik de sjabbat liever als een vrouwelijke term.

Foto’s oratie: Arend-Jan Hermsen, Par-pa fotografie

ICCJ Salzburg 2024

Van 23-26 juni 2024 was ik te gast bij de jaarlijkse conferentie van de International Council for Christians and Jews in Salzburg, Oostenrijk. Omdat ik als Marko Feingold Fellow in Salzburg verblijf kon ik deze mooie bijeenkomst natuurlijk niet missen. De conferentie overtrof mijn verwachtingen. Niet allen Joden en Christenen van allerlei pluimage die van over de hele wereld waren afgereisd (zoals Singapore, Chili, de VS, Israël, en vrijwel alle landen van Europa), maar ook een aantal moslims waren te gast bij de conferentie en uitgenodigd als sprekers. Het thema van de conferentie was “Heiligheid.” Van dit onderwerp zei een inleider dat Protestantse Christenen (vooral Lutheranen) er “niet aan doen,” en een Iraanse spreekster dat het bij haar alleen maar negatieve associaties oproept. Ondanks dit voorbehoud, dat tijdens de bijdragen overigens genuanceerd werd, stond het begrip heiligheid in al zijn dimensies, ook met de inherente gevaren en mogelijkheden tot misbruik, centraal in de panelgesprekken en workshops.  

Het belangrijkst was echter de goede sfeer waarbij geen onvertogen woord is gevallen. Terwijl het Midden-Oosten in brand staat en ook in Nederland de spanningen tussen mensen met verschillende meningen over het conflict in Israël en Palestina hoog oplopen, verliep deze conferentie sereen en vol goede wil. “Het conflict” werd zeker niet verzwegen, maar vooral behandeld als een zaak van misbruik van het predikaat heiligheid, door politici, religieuze leiders, en andere “gewone” mensen. De gemene deler was dat iedereen zich thuis voelde, inclusief haar of zijn groot houten of klein zilveren kruis, soutane, hoofddoek, keppel, “chai” kettinkje — de twee laatste symbolen die de dragers op dit moment liever onder de kleren of een hoed verbergen. 
Het waren zeer inspirerende en leerrijke dagen waarvan vooral de positieve vibes het langst zullen bijblijven. Vanuit Nederland waren ook Eeuwout Klootwijk en Jacco Overeem van het Dienstencentrum van de PKN aanwezig.


Verslag Alpine Peace Crossing

Krimml 2024

In het weekend van 29 en 30 juli 2024 heb ik deelgenomen aan de zogenaamde Alpine Peace Crossing in Krimml, Oostenrijk. Dit is een tocht over een bergpas in de Krimmler Tauern, van Oostenrijk naar Kasern in Italie (Zuid Tirol). De tocht gaat in de voetsporen van Joodse displaced persons uit Oost-Europa die deze tocht maakten tussen 1945 en 1948 om naar Italië te komen en daarbij de controles van de Engelsen en de Fransen te omzeilen. De bedoeling van deze vluchtelingen was om de boot van Italië naar Palestina te nemen, maar zoals bekend probeerde de Britten massale immigratie van Joden na de oorlog tegen te houden. Na aankomst in Italië werden de Joodse vluchtelingen naar andere kampen gebracht en vaak duurde het nog een hele tijd voor ze echt naar Palestina konden vertrekken. 

Voor de hedendaagse geoefende wandelaar met bergschoenen en wandeluitrusting is de tocht van ongeveer 8 uur, met zelfs in de zomer stukken sneeuw, een gemiddelde uitdaging. Het voelt bijna ongepast om het te zeggen, maar het gebied is schitterend, met vele watervallen. De vluchtelingen, waaronder ouderen en baby’s, hadden de kampen overleefd, waren vaak niet gezond, en hadden geen geschikte kleren en schoenen voor de tocht. Bovendien waren er toen nog geen wandelpaden aangelegd. Voor hen moet het een helse tocht zijn geweest. Ze moesten het ook nog eens ’s nacht doen, terwijl wij gewoon overdag konden wandelen. Ook al zijn de inspanningen onvergelijkbaar, de tocht over de Krimmler pas geeft toch geen idee van de ontberingen die deze mensen moesten meemaken. Dat heeft vooral te maken met het programma waar bij de organisatie tekst en uitleg verschaft over de omstandigheden waarin deze oorspronkelijke overtochten werden gemaakt.

De herinneringstocht naar Kasern wordt elk jaar In de zomer georganiseerd. Ongeveer 200 mensen van over de hele wereld nemen deel. Voor mij pas de Alpine Peace Crossing ook relevant omdat de organisatie van de oorspronkelijke overtochten mede in handen was van Marko Feingold, in samenwerking met de Joodse vluchtelingeorganisatie Bricha. Het fellowship dat ik dit jaar mag bekleden aan de Paris Lodron Universiteit in Salzburg, is vernoemd naar Feingold. Marko Feingold, die zelf meerdere concentratiekampen had overleefd, organiseerde het transport van de displaced persons per vrachtwagen naar Krimml. Later is Marko Feingold voorzitter geworden van de Joodse gemeenschap van Salzburg. Feingold is 106 jaar geworden en is grote naam in het Oostenrijkse Jodendom. Hij is bekend vanwege de lezingen die hij gaf over de concentratiekampen, de Holocaust en het Jodendom, onder andere in scholen. Zijn jongere vrouw Hanna woont nog steeds in Salzburg en is daar dit van de synagoge waar ik ook af en toe heen ga. Een paar jaar geleden is een voetgangersbrug over de Salzach omgedoopt tot “Marko Feingold Steg”. Op de brug staan in de zomermaanden informatieve borden over de Joodse geschiedenis van Salzburg .

Op de dag voor de Alpine Peace Crossing stond in Krimml een dialoogforum op het programma. Elk jaar heeft dat forum een ander thema. Dit jaar was dit het zogenaamde Austro-fascisme. Ik heb hier veel geleerd over een voor mij onbekende periode in de geschiedenis van Oostenrijk: namelijk een fascistische regering in de dertiger jaren die concurreerde met de nazi ‘s. Het was een Oostenrijkse nationalistische beweging en regering die toenadering zocht tot Mussolini. Ook voor veel Oostenrijkers is dit stuk van hun geschiedenis onbekend.

Het tweedaagse Alpine Peace Crossing event is een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de Joden in Europa, Joods-Christelijke dialoog, of in feite elke dialoog, en vrede! De volgende Peace Crossing vindt plaats op 28-29 juni 2025. Er zijn ook kortere varianten van de wandeling mogelijk. Het belangrijkst is daar te zijn en de roep om vrede te horen, in de bergen, tussen de mensen. Vandaag de dag is dit een heel kostbaar goed. Op de website alpinepeacecrossing.org is behalve informatie over het event en de wandeling ook veel meer historische informatie te vinden.

Interview naar aanleiding van mijn aanstelling als hoogleraar Jodendom aan de PThU

https://www.pthu.nl/actueel/nieuws/2024/05/christendom-is-niet-uit-de-lucht-komen-vallen/

Meer zichtbaarheid voor jodendom

De nieuwe leerstoel Judaïca is een initiatief van de PThU. Er was al wel eerder een bijzondere leerstoel Judaica, maar die werd gefinancierd door een externe stichting. “Met deze nieuwe leerstoel verwacht ik dat het jodendom meer zichtbaar wordt in de studie, zowel naar buiten als naar studenten.” In het huidige curriculum is er geen enkele cursus die alleen draait om het jodendom. “Er is een Inleiding in jodendom en islam in de premaster, en er zijn keuzevakken op dit gebied, maar die gaan vaak niet door vanwege te weinig belangstelling.” Momenteel krijgen studenten vooral les over het jodendom binnen de colleges bijbels Hebreeuws, geleid door Teugels. “Dat is voor mij een manier om iets mee te geven aan de premasterstudenten.” In haar nieuwe rol wil ze ervoor ijveren dat er een aparte cursus jodendom komt op bachelor- en masterniveau.

Jodendom aan de bron van het christendom

Teugels is ervan overtuigd dat kennis van het jodendom essentieel is binnen de studie Theologie. “Mijn specialisatie is het jodendom in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Ik ben ook veel bezig met vroege christelijke teksten. En ik zie hoeveel het denken in het vroege jodendom en christendom op elkaar lijken, ondanks de verschillen. Vaak worden de verschillen benadrukt, zowel van christelijke als van joodse kant. Die worden door de theologie en door de geschiedenis uitvergroot. Maar de gelijkenissen zijn veel groter. Dat wil ik ook aan studenten doorgeven: het christendom is niet uit de lucht komen vallen.” Voor studenten theologie én voor christenen is het belangrijk om te weten waar hun godsdienst vandaan komt, vindt Teugels. Niet om aan te tonen dat hun geloof niet origineel is, voegt ze er nadrukkelijk aan toe. “Maar je kunt het pas goed begrijpen als je ziet hoe het is ontstaan en gegroeid. En hoe het christendom is veranderd ten opzichte van hoe het begonnen is.”

Niet alleen dialoog

Teugels is actief in verschillende joods-christelijke dialooggroepen. Toch is het zeker niet Teugels’ plan om het jodendom alleen maar in relatie tot het christendom te bestuderen. Er moet ruimte zijn, ook aan een theologische universiteit, om joodse bronnen op zich te bestuderen. “Ook is het niet mijn taak om vanuit christelijke kant de joods-christelijke dialoog te voeren: dat kan ik niet als jood. Ik denk wel dat ik een bemiddelende rol kan spelen, omdat ik beide kanten ken.” Ze ziet ook geen rol voor zichzelf weggelegd als ‘spreekbuis voor het toelichten van hedendaagse ontwikkelingen’. “Ik ben veel bezig met wat er nu gebeurt in Israël en ik vind het heel triest en verontrustend, ook de weerslag die het in Nederland heeft. Ik ben veel in contact met Israëlische collega’s en ben absoluut tegen een academische boycot, omdat vaak aan universiteiten de meest kritische denkers zitten; en omdat de toegang tot Israëlisch onderzoek onontbeerlijk is voor de studie van, bijvoorbeeld, de Hebreeuwse Bijbel. Maar ik ben geen historicus van de moderne tijd, dat is niet het profiel van deze leerstoel. Voor het duiden van hedendaagse ontwikkelingen hebben we in Nederland betere mensen,, zoals Bart Wallet aan de Universiteit van Amsterdam en Jessica Roitman aan de Vrije Universiteit.”

Onderzoek naar Judensau

Teugels hoopt tijdens haar hoogleraarschap ook een onderzoeksproject te kunnen opzetten dat voortbouwt op het onderwerp dat ze momenteel bestudeert in Salzburg als Marko Feingold Fellow. “Ik ben nu bezig met het iconografische motief van de Judensau, een heel anti-Joodse christelijke afbeelding die in de middeleeuwen vaak te zien was – en soms nog is – op kerken en publieke gebouwen in Duitstalig gebied. De afbeelding zelf is al veel besproken, maar er zijn nog veel open vragen over de oorsprong en de ideeën achter die afbeelding: waarom precies de associatie tussen joden en varkens? Ik onderzoek Bijbelse, joodse en christelijke teksten uit de oudheid die daarmee te maken hebben, en belicht vooral de identiteitspolitiek achter de afbeelding. Het is best choquerend wat ik allemaal in dit onderzoek tegenkom. Als ik niet zo optimistisch ingesteld was, zou ik geloven dat de geschiedenis zich blijft herhalen.”

Tegenwerken van anti-Joodse tendensen

In haar onderzoek wil Teugels zich verder gaan verdiepen in christelijke anti-Joodse uitingen door de geschiedenis heen, van het Nieuwe Testament tot vandaag. “Zoals ik onlangs al schreef in mijn blog over joden als duivelskinderen: sommige teksten uit het Nieuwe Testament zijn in een verhit debat opgeschreven, maar de context van dat debat is in de loop der eeuwen compleet uit beeld geraakt.” Door gebrek aan kennis over de context worden teksten vervolgens heel anders – en soms zeer schadelijk – geïnterpreteerd. “Voor studenten theologie en voor predikanten kan de studie van het jodendom uit die tijd daarin veel betekenen. En in de protestantse traditie is het altijd belangrijk geweest om terug te kijken naar de bronnen.”

Marko Feingold Lecture: “The ‘Judensau’: Ancient Roots of an Antisemitic Concept”

On June 13 I held my first public lecture as Marko Feingold fellow in Salzburg. Attached is the paper as presented it with the powerpoint. The paper had been published as: “The Judensau. A Christian Antisemitic Concept with Ancient Roots,” Biblische Notizen 203 (2024) 107-144.

Here is the link to the video of the lecture: https://vimeo.com/1026511452?share=copy

Interreligieuze conferentie in Marokko

Interreligieuze conferentie in Marokko

Van 9-12 oktober heb ik, vooruitlopend op de Utrechtse tijd van de PThU, in Marokko deelgenomen aan een conferentie van het Utrechts Platform voor Religie en Levensbeschouwing (UPRL) samen met de Marokkaanse Mogador Foundation over het onderwerp “Zorg voor de aarde.” Ikzelf was deel van een zevenkoppige delegatie van de Liberale Joodse Gemeente Utrecht. De andere Utrechtse deelnemers waren Moslims, Boeddhisten, en leden van verschillende Christelijke kerken waaronder de Geertekerk, de Remonstrantse Gemeente Utrecht, de Nederlands-Arabische Kerk van de Nazarener, en de EBG Utrecht. Prof. James Kennedy, historicus van de UU, reisde ook mee om vanwege de Nederlandse deelnemers de keynote lezing te houden. Onze Utrechtse groep van dertig mensen werd ontvangen door de Marokkaanse Mogador Foundation in de historische havenstad Essaouria aan de Atlantische oceaan. Na de vreselijke aardbeving die grote delen van Marokko heeft getroffen was “Zorg om de aarde” een zeer relevant thema. James Kennedy heeft een mooie lezing gehouden, we hebben veel geleerd van de Marokkaanse inspanningen voor de natuurlijke opwekking van energie en de uitbanning van plastic (nog niet heel overtuigend) en we zijn met een gemeenschappelijk statement naar huis gegaan.

In Marokko was de conferentie groot nieuws want er was zelfs een uitgebreide reportage op de TV en op andere media [bekijk op computer, niet op telefoon]: https://www.maptv.ma/produit/essaouira-la-question-de-prendre-soin-de-la-terre-en-debats/. Zoals te zien is mocht ik dienst doen als ad-hoc vertaler uit het Frans.

Vanwege de zeer recente terroristische aanslagen in Israël was het echter erg moeilijk, vooral voor de Joodse delegatie, om de aandacht bij dit onderwerp, hoe belangrijk ook, te houden. In het officiële programma konden de aanslagen niet echt gethematiseerd worden. In ontmoetingen met vooral individuele, Marokkaanse, deelnemers, voor en na de conferentie hebben wij echter heel evenwichtige en wijze standpunten gehoord, vooral gericht op menselijkheid en vrede, en afschuw van het vreselijke terroristische geweld waarvan men ons verzekerde dat het ook tegen de regels van de Islam ingaat. Een jonge muzikant van een “Atlantisch-Andaloesische” muziekgroep kwam bij ons zitten lunchen in de oude Mella (Joods kwartier) nadat hij snel naar de moskee was geweest voor het middaggebed. Hij had door heel Israël gereisd en sprak een paar woorden Ivriet. Ook heeft men ons meegenomen naar prachtige historische plekken die de eeuwenlange geschiedenis van samenleven tussen Joden en Moslims in Essaouira, die men hier bijzonder koestert, weerspiegelen. We werden meegenomen naar een schitterend museum in het herenhuis Beit Dakira, met een huissynagoge, en naar de mooie oude Pinto synagoge, waar een Islamitische vrouw, waarvan we allen dachten dat ze Joods was omdat ook zij Ivriet sprak en alles wist van de Tora-dienst, ons rondleidde. We weten ook dat “zelfs” Marokko geen Utopia is: het feit dat men in Essaouira geen minjan—tien Joden (in de Orthodoxie: mannen) nodig voor een gemeenschappelijk gebed—meer heeft als er geen toeristen in de buurt zijn zegt genoeg over de samenleving tussen Moslims en Joden daar vandaag. Maar het belang dat men hecht aan de historische boodschap van “convivencia”, ook vandaag en voor de toekomst, is hoopgevend.

De speciale adviseur van de Marokkaanse koning, de Joodse Andre Azoulai, die in feite onze gastheer was, hebben we niet gezien. Die was te druk met de koning en zijn inspanningen voor bemiddeling in Israël. We kunnen alleen maar hopen dat het een beetje effect heeft. 

Rabbinics running and more